Test article

AFDELING 3 Verkrijging en verlies door verjaring

Artikel 99

1. Rechten op roerende zaken die niet-registergoederen zijn, en rechten aan toonder of order worden door een bezitter te goeder trouw verkregen door een onafgebroken bezit van drie jaren, andere goederen door een onafgebroken bezit van tien jaren.

2. Het eerste lid geldt niet voor roerende cultuurgoederen die een integrerend deel vormden van een als zodanig aangewezen monument of van een archeologische vindplaats, of die deel uitmaakten van een openbare collectie als bedoeld in het in artikel 86a, eerste lid, genoemde verdrag.

Artikel 100

Hij die een nalatenschap in bezit heeft genomen, kan die nalatenschap en de daartoe behorende goederen niet eerder door verjaring ten nadele van de rechthebbende verkrijgen dan nadat diens rechtsvordering tot opeising van die nalatenschap is verjaard.

Artikel 101

Een verjaring begint te lopen met de aanvang van de dag na het begin van het bezit.

Artikel 102

1. Hij die een ander onder algemene titel in het bezit opvolgt, zet een lopende verjaring voort.

2. Hetzelfde doet de bezitter te goeder trouw die het bezit van een ander anders dan onder algemene titel heeft verkregen.

Artikel 103

Onvrijwillig bezitsverlies onderbreekt de loop der verjaring niet, mits het bezit binnen het jaar wordt terugverkregen of een binnen het jaar ingestelde rechtsvordering tot terugverkrijging van het bezit leidt.

Artikel 104

1. Wanneer de verjaring van de rechtsvordering, strekkende tot beëindiging van het bezit wordt gestuit of verlengd, wordt daarmee de verkrijgende verjaring dienovereenkomstig gestuit of verlengd.

2. In dit artikel en de artikelen 105 en 106 wordt onder verjaring van een rechtsvordering de verjaring van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van de uitspraak waarbij de eis is toegewezen, begrepen.

Artikel 105

1. Hij die een goed bezit op het tijdstip waarop de verjaring van de rechtsvordering, strekkende tot beëindiging van het bezit, wordt voltooid, verkrijgt dat goed, ook al was zijn bezit niet te goeder trouw.

2. Heeft iemand vóór dat tijdstip het bezit onvrijwillig verloren, maar het na dat tijdstip,mits binnen het jaar na het bezitsverlies of uit hoofde van een binnen dat jaar ingestelde rechtsvordering, terugverkregen, dan wordt hij als de bezitter op het in het eerste lid aangegeven tijdstip aangemerkt.

Artikel 106

Wanneer de verjaring van de rechtsvordering van een beperkt gerechtigde tegen de hoofdgerechtigde tot opheffing van een met het beperkte recht strijdige toestand wordt voltooid, gaat het beperkte recht teniet, voor zover de uitoefening daarvan door die toestand is belet.

Artikel 106a (PB 2011, 60)

Ten behoeve van een bezitter die wist of behoorde te weten dat een onroerende zaak of een recht waaraan deze is onderworpen toebehoort aan de overheid, is met betrekking tot die zaak of dat recht jegens de overheid verjaring uitgesloten.

TITEL 5 Bezit en houderschap

Artikel 107

1. Bezit is het houden van een goed voor zichzelf.

2. Bezit is onmiddellijk,wanneer iemand bezit zonder dat een ander het goed voor hem houdt.

3. Bezit is middellijk, wanneer iemand bezit door middel van een ander die het goed voor hem houdt.

4. Houderschap is op overeenkomstige wijze onmiddellijk of middellijk.

Artikel 108

Of iemand een goed houdt en of hij dit voor zichzelf of voor een ander doet, wordt naar verkeersopvatting beoordeeld, met inachtneming van de navolgende regels en overigens op grond van uiterlijke feiten.

Artikel 109

Wie een goed houdt, wordt vermoed dit voor zichzelf te houden.

Artikel 110

Bestaat tussen twee personen een rechtsverhouding die de strekking heeft dat hetgeen de ene op bepaalde wijze zal verkrijgen, door hem voor de ander zal worden gehouden, dan houdt de ene het ter uitvoering van die rechtsverhouding door hem verkregene voor de ander.

Artikel 111

Wanneer men heeft aangevangen krachtens een rechtsverhouding voor een ander te houden, gaat men daarmee onder dezelfde titel voort, zolang niet blijkt dat hierin verandering is gebracht, hetzij ten gevolge van een handeling van hem voor wie men houdt, hetzij ten gevolge van een tegenspraak van diens recht.